Rond Plouneour-Menez

Ploudiry

Tot de Franse Revolutie was de enclos paroissial van Ploudiry de grootste in de regio Léon. Ook hier was de regio rijk geworden door de linnenhandel en een groot deel van deze rijkdom werd geïnvesteerd in het kerkgebouw. De enclos paroissial van Ploudiry bestaat uit een kerk (Eglise Saint-Pierre), een ossuarium en een calvaire. Zij werd gebouwd tussen 1630 en 1650. Een groot deel van de oude kerk werd in de 18e eeuw afgebroken en vervangen. In 1850 stortte de oorspronkelijke klokkentoren in, waardoor het dak van de kerk werd vernietigd. De toren werd in 1854 herbouwd, maar door een gebrek aan geld werd de nieuwe toren veel kleiner dan het origineel.  

Zuidelijk portiek
Het zuidelijk portiek is de moeite van een bezoek waard. Boven de ingang zijn drie lege nissen. Aan de rechterkant zien we nog wel in een nis het standbeeld van Sint Sebastiaan.
De arcadebogen zijn versierd met figuren (archivolten) uit het Oude Testament en het lijden van Jezus Christus, inclusief profeten en kerkleraren. Onderaan zien we zes taferelen geïnspireerd op het boek Genesis en het verhaal van Adam en Eva.

Zuidelijk portaal van de Eglise Saint-Pierre in Ploudiry

Zuidelijk portaal van de Eglise Saint-Pierre in Ploudiry door Moreau.henri

In de eerste vak aan de voet van de linker pilaar staan Adam en Eva in het paradijs, onder de boom. De slang heeft een menselijk hoofd en een reptielenlichaam en het wikkelt zich rond een deel van de vak. Eva reikt naar de verboden vrucht. Op het tegenovergestelde vak aan de voet van de rechterpijler zien we dat Eva de verleiding niet kan weerstaan. Adam en Eva worden uit het paradijs verdreven en hebben hun schaamstreek bedekt met een bloem en hun vrije armen bedekken. Boven Eva schudt een engel zijn vuist in woede.

In de tweede vak aan de linkerkant zien we Eva met een kind. Adam werkt in het veld, terwijl Kaïn en Abel offers brengen. Aan de rechtskant beschermt Kaïn zijn ogen terwijl zijn broer in gebed knielt.
Het laatste, derde vak aan de linkerkant toont Abel in zijn doodsstrijd, terwijl zijn broer, vol spijt, zich wendt tot een ongelukkige God. Het laatste vak aan de rechterkant, toont Noah die druiven oogst en dan dronken en naakt probeert Cham hem te bedekken met zijn mantel. Shem of Japhet proberen Cham tegen te houden.

Zuidelijk portaal van de Eglise Saint-Pierre in Ploudiry door Louboutinj

Op de voussoirs die naar de hoeksteen leiden, zijn afbeeldingen te zien van twaalf mensen. Ten eerste zijn er vier profeten: Daniël, Jeremia, Jesaja en Ezechiël. Vervolgens zijn er vier oosterse kerkleraren: Johannes Chrysostomus, Gregorius van Nazianze, Athanasius van Alexandrië en Basilius van Caesarea. Tot slot zijn er vier westerse kerkleraren: Augustinus van Hippo, Hiëronymus van Stridon, Paus Gregorius I  (Gregorius de Grote) en Ambrosius van Milaan.

Detail van het portaal van de kerk van Ploudiry

Na de hoeksteen verbeelden de voussoirs twaalf monniken en nonnen die de symbolen van de lijdensweg dragen, elk eentje: de zweep, het kruis en de nagels, het mes van Peters met het oor van Malchus, zijn lantaarn, de kroon van doornen ende druiven uit de “Ecce Homo” -scene, de kom die door Pilatus gebruikt wordt om zijn handen te wassen, het gereedschap en de ladder die werd gebruikt om Christus van het kruis, de lijkwade van Veronica, de lans , de spons en de dertig zilverlingen van Judas. De laatste twee figuren houden de lange stokken vast die werden gebruikt om de doornenkroon op het hoofd van Christus te duwen. Het portiek bevat twaalf lege nissen.

Hoofd altaar
Het hoofdaltaar bestaat uit drie panelen: aan de linkerkant de geboorte van Jezus. In het centrum zijn er twee herders. Rechts bezoeken de Magiërs Christus. Het tabernakel heeft nissen met afbeeldingen van de vier evangelisten en de panelen tonen taferelen uit het leven van de Heilige Familie en de Aankondiging.

Het altaarstuk met de jonge Jezus
Dit altaarstuk van Jezus bevindt zich aan de noordkant van de kerk en kwam in 1793 uit de kerk van La Martyre. Zes kolommen verdelen het altaarstuk in drie secties en nissen die de standbeelden van de heilige Guillaume en Sint Franciscus van Assisi bevatten. Verdere nissen bevatten afbeeldingen van een vrouwelijke heilige en een “Ecce Homo”. Aan de bovenkant leert de heilige Anna Maria lezen en kleinere niches bevatten beelden van de heilige Petrus en de heilige Paulus. Het geheel wordt bekroond door een beeld van de gekroonde Christus.

Het ossuarium
Het ossuarium is een rechthoekige kapel gebouwd in 1635 en gerestaureerd in 1731. De deur is voorzien van een timpaan met een buste van Sint-Pieter. Bovenaan is een fries met een afbeelding van de danse macabre. Deelnemers zijn een arbeider, een edelvrouw, een rechter en een soldaat, ze zijn voor de dood, Ankou, allemaal gelijk.

Sizun

Enclos paroissial de Sizun

Van de ommuurde kerk van Sizun vallen speciaal op de triomfpoort uit 1588-1590 en het ossuarium. De triomfpoort wordt ook wel Porz-ar-Maro genoemd, de poort van de doden. Deze geeft toegang tot de oude begraafplaats die de kerk omringt. Het geheel is 14,5 m breed en bestaat uit drie arcaden, van elkaar gescheiden door gecanneleerde zuilen met Corinthische kapitelen. De centrale boog wordt bekroond door een calvaire.

Ossuarium

Het opvallende ossuarium ligt aan de westkant van het kerkterrein, de voorkant is naar het oosten gericht. Aan de oostkant is ook de ingang en dat is uitzonderlijk voor een ossuarium.

Ossuaire de l'enclos paroissial de Sizun

Ossuaire de l’enclos paroissial de Sizun door GO69

Bovenin zijn twaalf nissen te zien met daarin beelden van de twaalf apostelen met elk voor hen specifieke attribuut: Petrus (sleutels), Andreas (kruis in de vorm van een X), Jakobus de Meerdere (schelp), Johannes (beker), Jakobus de Mindere (staf), Matthias (pastorale staf), Filippus (kruis), Bartholomeus (hartsvanger), Mattheüs (weegschaal), Simon (zaag), Judas (zwaard), Thomas (driehoek, winkelhaak?). Boven de apostelen staat een zin uit het credo.

Tijdens de Revolutie werden in het ossuarium bijeenkomsten gehouden van het Comité voor Openbare Veiligheid. Tegenwoordig is het ossuarium een tentoonstellingsruimte voor diverse Bretonse voorwerpen en kleding uit het verleden.

Commana

Allée couverte du Mougau-Bihan

Dit goed bewaard gebleven hunebed ligt zoals de naam al aangeeft dicht bij het dorp Mougau-Bihan. Het is noord-zuid georiënteerd en opent naar het noord-noordoosten. Het is 14 m lang en van binnen 1 tot 1,40 m breed. Aan de zuidkant is een extra kleine kamer, ‘cella’. De kamer en de cella zijn van elkaar gescheiden door een scheidingssteen. Er zijn achttien draagstenen: tien aan de oostkant en acht westkant. Het geheel wordt afgesloten door vijf dekstenen van graniet: vier voor de kamer en een voor de cella. Het hunebed stamt uit de periode 3.000 tot 2.500 v. Chr.

L'allée Couverte du Mougau-Bihan à Commana dans le Finistère

L’allée Couverte du Mougau-Bihan à Commana dans le Finistère door Thesupermat

Verschillende draagstenen zijn versierd met ingegraveerde of uitgehakte afbeeldingen, veelal ‘peddels’. Er is één steen met twee dubbele halve cirkels, veelal geïnterpreteerd als borsten. Ook de scheidingssteen heeft reliëfs, maar deze zijn wat meer vervaagd.
Vergelijkbare afbeeldingen vind je ook bij de Allée couverte de Prajou-Menhir bij Trébeurden.
Dichtbij is een kleine parkeerplaats.

Vanaf het hunebed kun je een informatieve wandeling van 2 km maken door het veenmoeras van Mougau, het ‘circuit de korrigans’. Je kunt hier o.a. vinden beenbreek (Narthecium ossifragum), Portugese vetkruid (Pinguicula lusitanica) en de zonnedauw.

Roc’h Trevezel

Aan de voet van de Roc’h Trevezel, langs de D785 is een parkeerplaats. Vandaar loop je gemakkelijk naar de top. In Komoot is een rondwandeling van ruim 5 km te vinden. Je komt dan in de buurt van Roc’h Trédudon, waar een grote zendmast staat met bijbehorende gebouwen. In 1974 werd deze zendmast vernietigd bij een aanslag door de FLB, het Bretonse bevrijdingsfront. het gevolg was dat Bretagne gedurende een paar maanden geen televisie had.
Met de Roc’h Trevezel is de legende verbonden van Ar Santig Kozh.

Abbaye de Relec

Oorspronkelijk zou hier een benedictijnerklooster hebben gestaan met de de naam Gerber, gesticht door Sint-Paul Aurélien in de 6e eeuw. De eerste abt was Sint-Tanguy, die stierf in 572. In 555 had hier de slag plaats gevonden tussen de legers van Conomor, graaf van Poher en Tudal, prins van Domnonée (gesteund door de koning van de Franken, Childebert I).

Abbaye du Relec. Vue générale du site door Henri MOREAU

Dit zou ook de naam van de abdij verklaren. Deze is namelijk afkomstig van de relikwieën van de soldaten die tijdens deze slag zijn gesneuveld (in oude oorkonden heet de abdij in het Latijn ‘Abbatia de reliquiis’). Tot in de 19e eeuw was in het dichtbij gelegen dorp Mengleuz nog steeds een platte leisteen te zien, genaamd Men Be Conomore: de grafsteen van Conomor. Tegenwoordig zou Conomor begraven liggen nabij de abdij.

Abbaye du Relec. Vue générale du site

De cisterciënzerabdij van Relec (of Relecq) is waarschijnlijk in 1132 gesticht in de Queffleut-vallei, aan de voet van de Monts d’Arrée. De cisterciënzers wijden zich aan gebed en studie, maar hechten ook veel belang aan handwerk en landbouwwerk. zoals in alle kloosters die de regel van Sint-Benedictus volgen.

Quévaise
De abdij floreerde van de twaalfde tot de vijftiende eeuw (hoewel ze in 1375 werd geplunderd door de troepen van de hertog van Lancaster tijdens de Honderdjarige Oorlog) en bezat landerijen verspreid over de drie bisdommen Léon, Trégor en Cornouaille. Het droeg ook aanzienlijk bij aan de economische ontwikkeling van de Monts d’Arrée door gebruik te maken van een systeem dat waarschijnlijk was overgenomen uit het Britse recht uit de Hoge Middeleeuwen, de zogenaamde quévaise. Hierbij kreeg elke boer een huis toegewezen, een kleine tuin en een stuk land. De ruïnes van het middeleeuwse dorp Goënidou bij Berrien, dat rond 1350 werd verlaten, illustreren deze egalitaire principes in de vorm van identieke huizen met een centrale schoorstenen die evenredig zijn verdeeld.
Dit systeem werd ontworpen ontginning van vaak onaantrekkelijk land te bevorderen. De quévaisier is wel sterk afhankelijk van zijn heer. Hij kan zijn eigendom niet verlopen noch verhuren. Het kappen van bomen is alleen toegestaan aan de heer. Een deel van de opbrengsten gaat naar zijn heer. De erfopvolging is bijzonder: de jongste zoon erft van zijn ouders, bij gebreke daarvan de jongste dochter. Als er geen kinderen zijn, gaat het erfdeel terug naar de heer. Ondanks andere herenverplichtingen trok dit toch de nodige belangstellenden, zeker ook omdat huisvesting en land beschikbaar werden gesteld.

De verhoudingen met de boeren waren vaak moeilijk: in 1727 brak er een opstand uit over de champart ofwel het recht van de eigenaren op een deel van de opbrengsten. Door de Franse Revolutie kwam ook een eind aan het systeem van de quévaise (1789).  De wet van 25 augustus 1792 regelde de verdeling van de gronden van de quévaises tussen de boeren.

Irrigatiesysteem
Deze cisterciënzerabdij had een innovatief hydraulisch systeem ontwikkeld voor de irrigatie van tuinen en de distributie van water naar gebouwen. De ​twee vijvers en de bronnen getuigen daar nog van. De bron op het plein is van graniet, rond en heeft een diameter van ongeveer vijf meter. Deze bron dateert uit de 14e of 15e eeuw. In het midden staat een zeven meter hoge obelisk uit de 18e eeuw.
De tuinen werden omringd door brede en diepe grachten die, naast hun rol voor irrigatie, de tuinen van de monniken beschermden tegen dieren en plunderaars.

Ondanks de vele financiële en economische privileges die de abdij in de loop der eeuwen had verkregen, met name van de hertogen van Bretagne, raakte de abdij vanaf de 16e eeuw in verval en werd ze herhaaldelijk geplunderd tijdens de godsdienstoorlogen in Frankrijk, met name in 1598 toen ze werd geplunderd door een troep bandieten onder leiding van La Fontenelle.

Eugène Cicéri 1845 - Voyages pittoresques et romantiques dans l'ancienne France. Bretagne - Abbaye de Relec

Eugène Cicéri 1845 – Voyages pittoresques et romantiques dans l’ancienne France. Bretagne – Abbaye de Relec door museado

Ondanks gedeeltelijke restauraties in de 17e en 18e eeuw ging vanaf het eerste kwart van de 18e eeuw ging de situatie van de abdij van Relec aanzienlijk achteruit. In 1768 woonden er nog maar vier monniken in de abdij van Relec. Het is in deze tijd dat de abdijgebouwen worden verkocht. De abdijkerk heeft dan al gedeeltelijk geen dak meer.

Tijdens de Revolutie werd het gebouw gebruikt als stal en in de 19e en 20e eeuw werd het langzaam en gedeeltelijk gerestaureerd. Er heeft echter nooit meer een religieuze gemeenschap gewoond.
De abdij is nu eigendom van het departement Finistère. De Abbati ar Releg Association werkt aan de restauratie van de abdij door het organiseren van concerten en tentoonstellingen.

De abdijkerk
De abdijkerk Notre-Dame-du-Relecq stamt uit de 12e eeuw. In de tweede helft van de 15e eeuw of aan het begin van de 16e eeuw werd het noordelijke zijschip herbouwd. Aan het einde van de 17e eeuw werd de vloer van het gebouw met ongeveer dertig centimeter verhoogd.
De schade die een cycloon in 1765 veroorzaakte, leidde tot de aanpassing van het oostelijke deel van het schip: het werd met twee traveeën ingekort en in 1785 werd een nieuwe gevel in klassieke stijl gebouwd.

Intérieur de l’église abbatiale du Relec en Plounéour-Ménez door Henri MOREAU

Ondanks de vele verbouwingen is het gebouw nog steeds een prachtig voorbeeld van de Bretonse cisterciënzerarchitectuur uit de 12e eeuw.
De jaarlijkse pardon wordt nog steeds gevierd elke 15 augustus met Keltische muziek.

Intérieur de l'église abbatiale du Relec en Plounéour-Ménez

In 2015 leidden onderzoeken tot de ontdekking van sporen van beschilderde decoratie in de zijkapellen, die dateren uit de twaalfde tot de vijftiende eeuw en Bijbelse taferelen afbeelden, een zeldzaamheid in een cisterciënzerabdij.

Openingstijden zijn beperkt buiten de zomer. Van 26 april tot 4 juni alleen op zaterdag en zondag van 13:30 – 18:00u.

Menhir de Kermeur

Gaat het hier om één menhir of zijn het er twee? Oorspronkelijk misschien zelfs drie. Op internet is er weinig informatie over te vinden. Wikipedia heeft het over de ‘Twee menhirs’ van Plougonven‘. De westelijke menhir is 5,20 m lang en heeft een omtrek van 4,75 m. De vorm is die van een puntige naald. De tweede menhir ligt iets meer dan 50 meter naar het oosten. Deze is 3,30 meter hoog en heeft een omtrek van 5,80 m. Verder naar het westen is een mogelijk derde menhir te vinden. Van die derde menhir is eind 19e en begin 20e eeuw wel sprake.

Plougonven - les deux menhirs de Pont-ar-Illis

Plougonven – les deux menhirs de Pont-ar-Illis door Moreau.henri

Volgens de website van Tuyo is er alleen sprake van één menhir, de menhir van Kermeur, van ongeveer 4m hoog. Het bestaat uit één stuk roze graniet, dat uit een plaatselijke steengroeve is gehaald en op nog onbekende wijze naar de locatie is getransporteerd. Het bijzondere aan deze menhir zijn de gravures, die abstracte patronen en complexe geometrische vormen weergeven. Deze gravures zijn uniek en zeldzame voorbeelden van megalithische kunst in Bretagne.
Ook wordt nog het panoramische en spectaculaire uitzicht vanaf deze plaats genoemd.

Volgens de website van InfoBretagne vinden we naar het westen rijdend over de D111 richting Kermeur, na Quilliou te zijn gepasseerd, aan de linkerkant twee menhirs, die oost-west zijn opgesteld. De westelijke menhir heeft een omtrek van 4,90m en een hoogte van 5,05m. Taps toelopend eindigt deze in een punt. De andere staat 50 m afstand en heeft een omtrek van 5,80m en is 3,30m hoog.

Plaats een reactie