Het uiterste noordwest deel van de Finistère gelegen tegenover de Molène-archipel en het eiland Ouessant wordt de Iroise genoemd. We verkennen de regio tussen de plaatsen Portsall en Le Conquet, van noord naar zuid.
Cairn de l’île Carn
L’île Carn (Enez Carn in het Bretons) is een getijdeneiland net als Mont Saint-Michel. Het is bij eb gedurende ongeveer 2 uur (?) te bereiken via een verhoogde weg van rotsen met een lengte van ongeveer 600 meter. Je moet je daarbij wel een weg zoeken door het verse zeewier, de plassen en de stenen.

“Île Carn et son cairn” by Uuetenava (talk) 21:49, 29 August 2013 (UTC) is licensed under CC BY-SA 3.0.
Maar eenmaal op het eiland dan heb je een mooi uitzicht op de duinen van Tréompan, het strand van Trois Moutons, de vuurtoren van het Maagdeneiland en helemaal rondom de horizon.
Bij vloed is er een sterke stroming tussen het eiland en het vasteland. Het eilandje heeft een oppervlakte van 15.000 m2 bij de hoogste stand van het water.
Tot de 2e wereldoorlog werd het eiland nog bewoond door een familie van zeewiertelers.
Schets van de plattegrond van de cairn de l’île Carn by Uuetenava
Op de top van het eiland staat een trapeziumvormige cairn. Het oudste deel stamt uit het Midden-Neolithicum (rond 4200 v.Chr.) en bestaat uit drie kamers met elk een gang. In het late neolithicum werd dit oudste deel opgehoogd met een grote ronde cairn.

Guilliguy
De Guilliguy (of Le Guilligui) is een hoger gelegen deel aan de kust met uitzicht op de haven van Portsall met het anker van de Amoco Cadiz, in het departement Finistére. De plek is al ongeveer 8.000 jaar bewoond. Guilliguy staat waarschijnlijk voor ‘hermitage van het kleine hout’ of ‘het kleine hout van de hermitage’ afkomstig van het Bretonse: killi – “klein bos” of “bpoel”; guic ou gui of hermitage, kluizenarij). Er zijn hier drie monumenten te vinden: een dolmen (allée couverte), een menhir en een kruis.
L’allée couverte du Guilliguy

© Superbass / CC-BY-SA-4.0 (via Wikimedia Commons)
Deze overdekte dolmen werd meer dan 5.000 jaar geleden gebouwd. In eerste instantie dacht men hier te maken te hebben met een allée couverte, maar bij opgravingen in 1991 en 1992 bleek dat het een geknikte dolmen was met een voorkamer. Ooit was er ook een zogenaamd ‘zielenvenster’ (dalle hublot (Frans), porthole (Engels), Seelenloch (Duits). De ovale afdeksteen hiervan is teruggevonden bij de opgravingen. Volgens de Franse Wikipedia was dit gat bedoeld om de lijken binnen te dragen, volgens de Duitse Wikipedia om de zielen de kans te geven om te ontsnappen.
Er was ook een zij-ingang, wat in Bretagne niet veel voorkomt bij dolmens. Deze zij-ingang is gedeeltelijk beschadigd geraakt in de bronstijd (3000-800 v. Chr.) toen hier een graf (!) werd aangelegd.
De dolmen bestaat uit een vier meter lange gang, noord-zuid georiënteerd en die via het zielenvenster toegang geeft tot een 6,6 m lange grafkamer. Een gesloten en slechts gedeeltelijk bewaard gebleven voorkamer naar het westen maakt het geheel compleet. Alleen ontbreekt de oorspronkelijke afdeklaag van aarde.
Bij de genoemde opgravingen is ook een werkplaats gevonden voor het maken van microlieten, kleine vuurstenen werktuigen. Deze werkplaats stamt uit het Mesolithicum, d.w.z. ongeveer 8.000 jaar voor onze jaartelling.
Menhir du Guilliguy
Ca. 50 meter ten zuidoosten van de dolmen staat een menhir van 1,2 meter. Dichtbij ligt nog een tweede menhir. Of er een verband is tussen de menhir(s) en de dolmen is onduidelijk.
Op het hoogste punt van deze rotspunt staat een vier meter hoog stenen kruis uit 1715. Dat stond eerst op het kerkhof bij de kapel van Saint-Usven, maar de kapel is afgebroken en het kruis werd hier geplaatst in 1895.
Nog veel meer menhirs
Dolmen en Menhir van Kerivoret
De D27 volgend in zuidelijke richting passeer je Porspoder. Bijna bij het verlaten van de stad neem je een weg linksaf, de Route de Prat Joulou. Deze weg leidt naar een parkeerplaats bij de gemeentelijke werkplaats (48°29’52 N 4°45’45 W). Ongeveer dertig meter voor de parkeerplaats is er een voetpad dat leidt naar de twee megalieten van Kerivoret. Het voetpad staat aangegeven met een bord.
Foto door Farz brujunet
De dolmen van Kerivoret bestaat uit een enkele kamer van 3,40m bij 1,60m met een hoogte van 1,40m. Zij wordt begrensd door zes staande stenen en een enorme platte deksteen. Buiten de ingang is nog een platte steen op de grond te vinden die gebruikt zou kunnen zijn om het monument af te dichten. Het geheel meet 4,20 m lang en 3,60 m in maximale breedte. De stenen hebben niet allemaal dezelfde herkomst. Een zorgvuldige observatie toont verschillende soorten graniet voor twee pilaren.

Menhirs van Prat Joulou
Bij Prat Joulou staan nog twee menhirs. Om bij de eerste te komen neem je een pad naast de gemeentelijke werkplaats. Achteraan de werkplaats staat goed verscholen in een heg deze menhir. Hij is 2,30 m hoog, 1,70 m breed aan de basis en niet meer dan 60 cm dik. Vanaf deze eerste menhir van Prat Joulou kun je de dolmen van Kerivoret zien. Die ligt op slechts ongeveer 150 m afstand.
Voor de tweede menhir van Prat Joulou loop je terug naar de weg met het wasbekken en neemt het pad erlangs. Na een bocht zie je duidelijk deze tweede menhir aan de linkerkant, achter een draadhek. De menhir staat op privéterrein en daar mag je komen.
En meer menhirs en dolmens
Nog een eind verder, hetzelfde pad volgend, na zo’n paar honderd meter staat de menhir de Calès. Deze is 3,05m hoog.
Weer zo’n 500 meter verder staan de menhirs van Traonigou. Bij Traonigou zijn ook de restanten te vinden van dolmens. De dolmens van Traonigou en Lannidult. De laatste is te vinden bij de chapelle de Saint-Ourzal (48°29’23.1 N 4°45’2 W). Mogelijk zijn hier ook nog de restanten van twee menhirs.
Menhirs van Kergadiou
Deze menhirs behoren tot de reuzen van Bretagne. De grootste heeft een lengte van 10 meter, maar ligt plat. Hoewel, niet helemaal plat, maar onder een hoek van 18°. De andere, met een lengte van 8,55m boven de grond, staat nog fier rechtop. Helaas staan deze menhirs op privéterrein en kunnen niet van dichtbij bezocht worden. Al zijn ze goed te zien vanaf de openbare weg (parkeren: 48°29’39 N 4°43’22 W).

Menhirs van Kergadiou by China Crisis
Deze menhirs behoren tot de reuzen van Bretagne. De grootste heeft een lengte van 10 meter, maar ligt plat. Hoewel, niet helemaal plat, maar onder een hoek van 18°. De andere, met een lengte van 8,55m boven de grond, staat nog fier rechtop. Helaas staan deze menhirs op privéterrein en kunnen niet van dichtbij bezocht worden. Al zijn ze goed te zien vanaf de openbare weg (parkeren: 48°29’39 N 4°43’22 W).
Opgravingen rond de menhirs hebben niets opgeleverd, maar sommige archeologen zijn er van overtuigd dat de liggende steen nooit rechtop heeft gestaan, omdat de ruwe onderkant nooit is bewerkt.
Met deze menhirs is een fraaie legende verbonden, opgetekend door Mr.Taburet in 1925.
Een fee uit Groot-Brittannië ging emigreren naar Armorica. Zij nam in haar zijden schort een prachtige steen mee die nu fier rechtop staat op de hoogten van Kergadiou. Ze had deze steen gestolen van een oude heks. Die was natuurlijk woedend over deze diefstal. Je kon het overal in Armorica horen: “Ah, uw vlucht zal u niet ten goede komen ! Deze rots, ik zal hem breken, ik zal hem verpulveren!”
Woedend greep de heks toen nog een enorme steen die binnen haar bereik lag en met een geweldige inspanning gooide ze deze steen in de richting van Kergadiou. Maar helaas, ze miste haar doel op enkele tientallen meters. Daar bleef haar projectiel in de grond steken zoals we het vandaag de dag nog steeds kunnen zien.
Menhir van Kerloas
Menhir de Kerloas (Finistère – Plouarzel) by Christian Duprez
Wellicht de imposantste menhir van de Iroise is deze menhir van Kerloas (parkeerplaats 48°25’38 N 4°40’53 W). Hij steekt 9,50m boven het maaiveld uit, maar hij staat ook nog eens op bijna het hoogste punt van noordwest Bretagne (145m). Volgens sommigen is hij nog hoger geweest, want in de 17e eeuw zou de top van ca. 2m er door de bliksem afgeslagen zijn. Vandaar waarschijnlijk ook de kenmerkende schuinafgesneden top. In ieder geval is het de hoogste menhir van Europa en is hij nog tot op 30 km afstand te zien.

De menhir van Kerloas heeft twee tegenover elkaar liggende bulten, twee kleine ronde uitsteeksels met een diameter van ongeveer dertig centimeter, ongeveer een meter boven de grond. Om deze reden noemen sommigen dit monument nog steeds “de gebochelde”. De aanwezigheid van deze twee tegenover elkaar liggende hobbels op een verder perfect met een bouchard bewerkte steen, suggereert dat ze doelbewust gevormd zijn. Met welk doel is onbekend, al zijn er wel verhalen over het gebruik bij rituelen. Daarbij zouden echtgenoten hun buik tegen deze bulten wrijven met verschillende doelen. De man om er voor te zorgen dat nieuwgeborenen mannelijk zouden zijn. Voor vrouwen was het doel de man zich in seksueel opzicht aan hen te binden en hem zo in hun greep te houden.
De menhir staat op privéterrein maar is vrij toegankelijk.
Chapelle Saint-Méen de Locméven
Deze kleine kapel ligt volledig geïsoleerd, bijna aan de rand van de kust. Volgens de legende zou hier voor de kust tijdens een storm in de elfde eeuw een Engels of Iers schip zijn vergaan. De matrozen van dit schip bereikten op wonderbaarlijke wijze de nabijgelegen baai. De kapitein zwoer toen om hier een kapel te bouwen en ging zelf wonen op een nabijgelegen boerderij.

La chapelle de Locmeven by Raphodon
De oorspronkelijke kapel lag na de Franse revolutie in puin. Zij werd in 1812 gekocht en herbouwd door een particulier genaamd Yves Gléau. Zijn initialen staan boven de toegangspoort. In 1982 werd het gebouw gerestaureerd en kreeg het zijn huidige uiterlijk. De inrichting is sober, slechts een paar standbeelden sieren de muren. Sint Méen, met een mijter en met zijn bisschopsstaf in de hand is de patroonheilige van de kapel.
Saint Méen, ‘Sant Meven’ in het Bretons, zou een Welshe monnik uit de zesde eeuw zijn, tijdgenoot van Saint Samson en vereerd op verschillende plaatsen in en buiten Bretagne. Zijn gave was om bronnen aan te boren waarvan het water huidziekten geneest. Ook hier is een bron, vlak bij de ingang van de kapel. En zelfs vandaag de dag nog wordt gezegd dat dit water schurft en andere huidziekten geneest.
Je kunt de kapel op twee manieren bereiken:
- In het dorp Ploumoguer slaat u op de rotonde bij de afslag richting Plouarlel linksaf richting Kerhornou. Ga rechtdoor naar de zee en parkeer op de parkeerplaats van het strand. Loop dan over het kustpad in het verlengde van de weg naar het zuiden. De kapel ligt op 500 meter afstand.
- Vanaf de parkeerplaats is het ook met de auto te bereiken door terug te keren naar Ploumoguer en de eerste weg rechts te nemen. Sla na 300m weer rechtsaf (bewegwijzerd “Chapelle de Locmeven”) en loop door tot aan de parkeerplaats. Het pad aan de linkerkant daalt af naar de zee. Na 200 meter komt het uit op het kustpad dat aan de rechterkant naar de kapel leidt.
Davied de Porstheven en de klif van Brenterec’h

Deel van het informatiebord bij Davied de Porstheven.
Loop je het kustpad verder door naar het zuiden dan kom je na ca. 500 m op nog een paar interessante plekken: eerst de ‘davied’ van Porstheven en vervolgens de klif van Brenterc’h.
‘Davied is een Bretons woord, in het Frans ook wel ‘davier’, is een horizontaal stuk klif met een takelinstallatie om van daaraf goederen vanaf het strand naar boven te hijsen. Bij Porstheven ging het om zeewier dat daar geoogst werd. Zeewier werd gebruikt om het land te bemesten.
De kust bij Brenterec’h is bijzonder vanwege het zwartgrijze dolorietgesteente dat je hier over een afstand van 30 meter aan de waterkant kunt vinden. Doloriet is een vulkanisch stollingsgesteente.
Tréouergat
Fontaine de Saint-Ergat
Brezhoneg: Feunteun Sant Ergat by Yfig
De bron ligt wat verscholen in het landschap. Om er te komen neem je de holle weg recht tegenover de parkeerplaats. Na 400m sla je rechts af. Naar links gaat de weg naar de hermitage van St Hervé. Na 100m neem je het pad dat links naar beneden gaat. Na 500m kom je bij de bron van Saint-Ergat. Die ligt in het bos, vlakbij een picknicktafel. Niet dat je bron direct ziet. Er staat drie kolommen voor. De middelste en hoogste draagt een kruis. De kolommen zijn gallische of keltische stelae of steles uit de ijzertijd (500 – 300 v. Chr.)

Saint-Ergat is de patroonheilige tegen reuma en het water van de bron is daar dan goed voor. Een beeldje van de heilige siert de bron.
De hermitage van Saint-Hervé
Deze hermitage bestaat uit de ruïnes van een kapel, een bron en een goed bewaard gebleven, stenen hut die de cel van de heilige zou zijn geweest.
De heilige Hervé is blind geboren rond 520. Hij was, naar men zegt, de zoon van een bard aan het hof van een van de opvolgers van Clovis, koning Childebert 1e. Hij zou ook de neef zijn geweest van de kluizenaar van Bourg-Blanc, de heilige Urfold, of, volgens andere bronnen, van de heilige Rivoaré, de patroonheilige van Lanrivoaré.
De heilige Hervé heeft, net als zijn oom, zijn hele leven in armoede en nederigheid geleefd. Hij heeft zich hier in de bossen van Lanrivoraré enkele jaren teruggetrokken. Nadat de hond die hem begeleidde was hij verslonden door een wolf, moest de wolf door de kluizenaar de rol van de hond op zich nemen. Saint-Hervé wordt daarom altijd afgebeeld in het gezelschap van een tamme wolf.