Het zuiden van de Bigouden

Vandaag maken we een tocht door het zuiden van de Bigouden. Een tocht met een zwart randje zoals hieronder wel duidelijk wordt.

Tréguennec

La chapelle Saint-Vio en pierre de Saint-Vio

De kerk Saint-Vio dateert uit de 15e eeuw en is de kleinste kerk van Bigouden. Zij is gewijd aan de kluizenaar Sint Vio (ook bekend als Sint Nonna, Monna, Onna of Vougay). Volgens La Vie des saints de la Bretaigne armorique van Albert de Grote kwam Sint Vio in de 6e eeuw uit Ierland varen met een stenen boot. Die boot ligt er nog op zo’n 50 meter van de kerk, de Pierre de Saint-Vio. Niet ver van de kerk is ook nog een bron uit de 16e eeuw, de fontaine de Saint-Vio. Het water is goed tegen koorts en loopproblemen bij kinderen.
De pardon is op de derde zondag van juni. De reliekhouder van Sint Vio, die overigens geen relikwieën bevat, wordt dan op een draagbaar in de processie meegedragen.

De Saint-Vio-bak, gelegen vlak bij de kerk, werd gebruikt om hennep te bleken. De brug, gemaakt van een oude grafplaat, gelegen op de beek voor de Saint-Vio-bron, is een oude repamoir, een plaat waarop de strengen hennep drogen na het spoelen.

Pierre de Saint-Vio

Tréguennec - la chapelle Saint-Vio et la stèle hémisphérique à cupules

Tréguennec – la chapelle Saint-Vio et la stèle hémisphérique à cupules door Moreau.henri

De stèle met een bolle kop (de boot) stamt uit de ijzertijd (750 tot 450 v.Chr.) en heeft een platte basis. Op een zeker moment is de steen gespleten geweest. Deze gespleten steen lag toen nog ongeveer twintig meter verderop in een holte en was gedeeltelijk overwoekerd.

In 1988 besloot de vereniging voor het behoud van de kerk van Saint-Vio om de steen dichter bij de kerk te plaatsen en de twee delen van de stèle weer samen te voegen. Aan de kalkvoeg kun je nog zien dat er twee delen waren. De steen heeft verschillende putjes (cupules), zoals we ook tegenkomen bij sommige megalieten.
Vanzelfsprekend gaan er meerdere verhalen over deze steen rond.

Saint-Jean-Trolimon

Notre-Dame de Tronoën

Notre-Dame-de-Tronoën is een bedevaartskerk uit de 15e eeuw. Zij kijkt uit vanaf een hoogte van 30 meter over de baai van Audierne. Zij is vooral beroemd om haar calvaire, de oudste van de zeven grote Bretonse calvaires.

Deze plek wordt al sinds de oudheid bewoond. Talrijke archeologische ontdekkingen getuigen van een duizend jaar oude bewoning. Een gebroken megalithische steen die direct naast de calvaire staat, getuigt ook van Neolithische gebruik.
In de tweede ijzertijd (de Keltische periode van de 5e tot de 1e eeuw v.Chr.) ontstond er een oppidum tussen de huidige kerk en het gehucht Kerviltré, honderd meter verder naar het noorden. Deze stad werd eeuwenlang bewoond en had tussen de 4e en 2e eeuw v.Chr. een tempel (Fanum). Er liep hier een oude weg langs die liep vanuit Quimper naar Penmarc’h.

Chapelle de Notre-Dame de Tronoën et son calvaire door Vassil

Door romanisering werd de Gallische dodencultus hier opgevolgd door die van Venus Anadyomene, de Venus die uit het water oprijst. Dit blijkt uit de vele terracotta ex-voto’s die werden opgegraven in 1876 door Paul du Châtellier. In christelijke tijden werd de verering van Venus vervangen door die van Maria. Sinds 2012 is de kerk ook gewijd aan surfers.

Chapelle de Notre-Dame de Tronoën et son calvaire

Calvaire

De monumentale calvaire is gemaakt tussen 1450 en 1470, afgaande op de kleding van de figuren. Hoewel de Calvarieberg dus niet in één keer is gebouwd, lijkt er wel een totaalplan aan ten gronde te liggen. De uitvoering door de  Meester van Tronoën en nadien nog door minstens vier verschillende beeldhouwers, vertoont opvallende stilistische verwantschap met de calvaires uit de omgeving van Carhaix.

Het lezen van de calvaire
Op het eerste niveau volgen de scènes elkaar chronologisch op en is een horizontale lezing mogelijk. Het geheel vertelt het verhaal van Jezus vanaf de verkondiging aan Maria (rechtsonder aan de oostkant) tot de kruisiging. Op het tweede niveau wordt die chronologische volgorde losgelaten, maar worden er steeds verbanden gelegd met het eerste niveau.

Calvaire de la Chapelle Notre-Dame-de-Tronoën, face nord door Manfred Escherig
Calvaire de la Chapelle Notre-Dame-de-Tronoën, face nord door Manfred Escherig

Zo begint het eerste niveau met de Annunciatie aan Maria, de verkondiging, de boodschap. Op het tweede niveau zien we Maria die onwel wordt bij de kruisiging en in de armen van Johannes valt. Verder zijn aanwezig: Maria, de moeder van Jacobus de Mindere of Jongere, Salomé en Maria Magdalena (herkenbaar aan de vaas aan haar voeten). Dus enerzijds is er op het onderste niveau de vreugde van de naderende geboorte van Jezus. Maar daar staat tegenover op het 2e niveau de naderende dood van Jezus aan het kruis. meer over de scènes op de calvaire is te vinden op de speciale pagina over de zeven monumentale calvaires van Bretagne.

Penmarc’h

Le site mégalithique de la Pointe de la Torche

De Pointe de la Torche (Beg an Dorchenn, in het Bretons) is een natuurlijk schiereiland aan het zuidoostelijke uiteinde van de baai van Audierne. Door de golven die hier breken op de punt én de sterke stroming kan de zee rond Pointe de la Torche soms erg gevaarlijk zijn.

Pointe de La Torche vanaf de kust gezien

Pointe de La Torche vanaf de kust gezien door El Funcionario

Het is een plek waar veel schepen zijn vergaan. Tegenwoordig is de pointe populair bij golf-, wind- en kitesurfers. En het positieve is dat in de zomer de Pointe de la Torche de thuisbasis is van een broedkolonie van Europese bijeneters, de enige in Bretagne.

Erosie en herstel
Door de sterke stromingen is er veel erosie. Tussen 2014 en 2021 is maar liefst 35 meter van de kust afgeslagen.  Daarbij kwam een illegale stortplaats aan het licht. In de jaren zestig werd hier, in een oude zandgroeve, afval van de gemeenten Plomeur en omgeving gestort. In maart 2021 is dit afval gedeeltelijk verwijderd. Maar naarmate de kust zich verder terugtrekt, komt er nieuw puin tevoorschijn (autowrakken, banden, puin, etc.). Als het goed is, is er vanaf september 2023 een volledig ruimen gaande van de stortplaats en mogelijk is deze nu afgerond.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers hier ook nog eens huis gehouden. Ze bouwden bunkers en blokhutten. Eén van de bunkers diende tot in de jaren 1980 als opvang voor daklozen. Tegenwoordig is het een EHBO-post. Door de bouw van de blokhutten is de dolmen beschadigd geraakt.

Mesolithicum
Deze landtong is  in het Mesolithicum, toen de zeespiegel lager was dan tegenwoordig, lange tijd bewoond geweest. Deze bewoners lieten een grote schelpenheuvel achter, die helaas door de erosie en opgravingen vrijwel verdwenen is. Er is etensafval gevonden (oesters, venusschelpen, kokkels, alikruiken, limpets, krabben, vissen, sint-jakobsschelpen, kammen, scheermessen en botten van wilde zwijnen en herten.

Cairns
Op dit kleine schiereiland staat een opmerkelijk megalithisch monument, een dubbele cairn. De eerste opgravingen op deze locatie werden in 1851 uitgevoerd door Paul de Chatellier. Toen was de cairn al flink beschadigd.

Coupe nord-sud du tumulus de Beg an Dorchenn (ou pointe de la Torche) door Uuetenava

In het Neolithicum zijn hier twee cairns gebouwd, gedeeltelijk boven elkaar. De onderste cairn bestaat uit een laag steenblokken en kiezels en is 0,50 tot 1 m hoog. Hierin bevindt zich een ganggraf met een achthoekige kamer geflankeerd door twee kleine zijkamers.

Coupe nord-sud du tumulus de Beg an Dorchenn (ou pointe de la Torche)


Deze dolmen is 10 m lang en 5 m breed en heeft een korte gang van 3 m gericht op het noordoosten (81° noord). De draagstenen van deze dolmen waren 2 m hoog.
Bij de opgravingen in 1946 bleken er in de dolmen nog 23 draagstenen te staan. Er was toen nog maar één deksteen boven de gang aanwezig, twee andere waren in de zuidelijke kamer gevallen.

Dolmen de la pointe de la Torche (Beg an Dorchenn) door Chris06

Tijdens het Laat-Neolithicum werd de dolmen omgebouwd tot een overdekte allée couverte en werd er een nieuwe cairn bovenop de oude aangelegd. Deze is 1 tot 1,50 m hoog en bedekt gedeeltelijk de onderste steenhoop. Tussen de twee cairns lag een laag zand.
De oude dolmengang werd met 5 m verlengd, maar kreeg een nieuwe oriëntatie namelijk naar het zuidoosten (102° NB). Deze nieuwe gang rust op de oostelijke helling van de onderste cairn, waardoor deze een aflopende vloer heeft. In 1946 werd deze nieuwe gang begrensd door twaalf draagstenen, maar had slechts één dekplaat.

Dolmen de la pointe de la Torche (Beg an Dorchenn)

Chapelle de la Madeleine

De kerk bevindt zich aan het begin van de palud, een moerassige vlakte met kort gras die doorloopt tot aan de zee. Tot ongeveer 1950 liep hier geen enkele weg overheen. Er was slechts een pad naar het wat hoger gelegen stuk op 300 meter ten noordoosten van de kerk, waar de alignements stonden.

Chapelle Sainte-Marie-Madeleine de Penmarc'h

Chapelle Sainte-Marie-Madeleine de Penmarc’h door Chris06

De kerk werd gebouwd tussen de 12e en 16e eeuw op de plaats van een voormalige leprakolonie en was eerst gewijd aan Sint-Stefanus. Op een muur in het westelijke deel, die nog van de oorspronkelijke kerk is, staat het jaartal 1416. Een bron op 700 meter van de kerk in noordwestelijke richting draagt ​​nog steeds de naam van Stefanus.

In de 16e eeuw werd de kerk gewijd Maria Magdalena, beschermvrouwe van melaatsen. Toen werd ook het oostelijke deel aangebouwd en de klokkentoren verplaatst naar de westkant. In de kerk staat een beeld van Lazarus. In de middeleeuwen werd lepra de ‘ziekte van Lazarus’ genoemd. Gaten in de centrale boog van de kerk wijzen op een mogelijk bestaan ​​van een rooster dat de priester van de melaatsen scheidde.
Traditioneel werd aangenomen dat touwslagers afstamden van melaatsen. Ze woonden in aparte gehuchten en hebben hun eigen kerken en begraafplaatsen. De plaatsnaam ‘La Madeleine’ is synoniem met plaatsnamen als ‘La Maladrerie’ (leprakolonie). De heilige Madeleine is de beschermheilige van touwslagers.

Rieten huisjes met een bassin voor de touwslagerij dichtbij de chapelle de la Madeleine

Chaumières près de la chapelle de la Madeleine door Moreau.henri

Dat ook hier sprake was van touwslagerij is nog te zien aan de opstelling van de verschillende bassins en het overloopkanaal van de Madeleine-bron, die zich in de buurt bevindt. De bron tegenover de ingang van de kerk is gewijd aan Sint Pustoch en het water geneest huidziekten, vooral eczeem.

Alignements de la Madeleine

De alignements bij Lestriguiou (alignements de La Madeleine ) zijn eigenlijk verdwenen. De eerste beschrijving stamt uit In 1867 van Armand René du Châtellier. Hij liet ook een kaart er van maken. Er waren er toen nog zo’n 200 over, waarvan 150 overeind stonden. De grootsten waren 3m hoog, de kleinste 50 tot 60 cm. Op grond van zijn onderzoek kwam du Châtellier tot de conclusie dat er ooit vier rijen moeten zijn geweest met een lengte van 1 km, oost-west georiënteerd. de onderlinge afstand tussen de stenen was 8 tot 12 meter.
Er van uitgaande dat de stenen in de rijen op regelmatige afstand van elkaar moeten hebben gestaan (ca. 6 meter), kwam hij tot de conclusie er ooit 600 tot 700 menhirs hebben gestaan.
Volgens de zoon, Paul du Châtellier, was er aan het westelijke uiteinde ook nog een cromlech, maar hij geeft er geen beschrijving van.

‘Alignement’ van Madeleine in Penmarc’h door Jeanne Menjoulet

Na de ruilverkaveling in de jaren zestig stond er nog maar één overeind en nog scheef ook. Alle anderen waren omver gehaald, verplaatst of verdwenen. In de jaren negentig hebben vrijwilligers er vijftig terug kunnen vinden. sommigen begraven onder het zand. Ze hebben geen poging gedaan de alignements te herstellen,. Die teruggevonden stenen hebben ze gewoon op een rij gezet langs een wandelpad.

'Alignement' van Madeleine in Penmarc'h

Menhirs van Kerscaven

Er zijn hier twee imposante menhirs, maar er is er in ieder geval nog een kleinere. Mogelijk hebben ze dus ook onderdeel uitgemaakt van een alignement.

De noordelijke menhir heeft de bijnaam ‘l’évêque’ gekregen, want zijn halfronde vorm heeft iets van een mijter van een bisschop. Hij is vrij plat met een puntje bovenop. De hoogte is 5,70m. Hij staat letterlijk in de achtertuin van een huis, maar is wel te bezichtigen (N47.82009 W4.32163).
De zuidelijke menhir is 6 meter hoog en loopt naar boven toe wat uit (N47.81867 W4.32302). Deze wordt ook wel Menhir de la Vierge genoemd (geen idee waarom). Hij staat in het open veld.
De locaties en namen worden op Wikipedia met elkaar verwisseld.

Plomeur

Alignement of Menhirs de Kerfland
Alignement de Kerfland

Alignement de Kerfland door Lemra ou pas

De menhirs van Kerfland vormen een rij en zijn waarschijnlijk onderdeel geweest van een alignement. Zij zijn noord-zuid uitgelijnd en staan 5 meter van elkaar. Het stuk in de grond is zo’n 50 tot 70 cm.

Archeologische opgravingen in 1960 leverden vuursteen, aardewerk, een slijpsteen en een neolithische vaas op. Maar door het onderzoek viel de centrale menhir om. Ze hebben hem wel weer overeind gezet gelukkig.

Plobannalec-Lesconil

Ensemble mégalithique de Quélarn

Het ensemble van Quélarn (N 47° 48′ 51″ ,W 4° 15′ 09″) is een groot megalithisch complex en bestond oorspronkelijk uit een enorme cairn en een kleine menhir, de menhir van Quélarn van bijna 2 meter hoog. Deze menhir zou ook een steen uit de cairn kunnen zijn geweest.
Het terrein werd in de middeleeuwen gebruikt als steengroeve. In totaal werd hier 1.000 tot 1.500 m3 aan stenen verwijderd.
Het ensemble van Quélarn werd in 1850 ook vermeld door Armand du Châtellier. Zijn zoon Paul du Chatellier deed hier in 1887 opgravingen waarvan de resultaten niet werden gepubliceerd. Maar hij telde één allée couverte en maar liefst 26 openliggende kamers. Hij sprak dan ook van een necropolis.
Tussen 1979 en 1983 waren er hier vijf grote opgravingen. Hierbij ontdekte men dat er een cairn moet hebben gestaan van ongeveer 55 meter lang en 10 meter breed.

De cairn
De cairn bestaat uit zes kamers, genummerd van oost naar west van A tot en met F. De oriëntatie is oost-west. Vanuit de kamers gaan overdekte gangen naar het zuiden, naar buiten.  De gecompartimenteerde grafkamers zijn verbonden door een centrale gang. Uit het gevonden materiaal in de graven kon de bouwdatum vastgesteld worden in de Midden-Neolithicumperiode.

Cairn de Quélarn, face nord, chambre B door Lemra ou pas

Maar het lijkt er op dat er verschillende bouwfases waren. Kamer C zou het eerst zijn gebouwd. Daarna zijn de kamers A en B aan de oostzijde toegevoegd. Kamer B is de enige waarvan één dekplaat in de toegangsgang bewaard is gebleven. In de 19e eeuw dacht men daarom dat men hier met een dolmen te maken had. Maar het is nu niet meer te achterhalen of de kamers ook bedekt waren met grote platen.

Cairn de Quélarn, face nord, chambre B

Kamer C blijkt opgedeeld te zijn geweest in vier compartimenten. In een van de compartimenten (nr. III) zijn nog resten van een mooi plaveisel te zien. Kamer D heeft een vierkante vorm en een interne scheidingswand. De afmetingen van Kamer E zijn enorm: 8 bij 8 meter. De kamer was opgedeeld in zes compartimenten rond een centrale ruimte die geplaveid was.
Al met al was het archeologische puzzel en gezien de kwaliteit van het gevonden materiaal is er veel onzeker. Er bestaat zelfs het vermoeden dat de cairn nog veel groter geweest is. Maar daarvoor hadden de opgravingen langer moeten duren en zich over een groter oppervlak moeten uitstrekken.

Elfen
Volgens de lokale traditie wordt de plek bezocht door elfen, vandaar de naam Garenne des Korrigans (Gwarenn ar Korriganed of Goarem ar C’Horiged in het Bretons) die aan de plek is gegeven.

Menhir de Quélarn

Menhir de Quélarn

Menhir de Quélarn door Lemra ou pas

De menhir van Quélarn (N47° 48′ 48″, W4° 15′ 25″) kun je gemakkelijk verwarren met het megalitische ensemble van Quélarn. Maar de menhir ligt 300m naar het westen en wel aan de westelijke rand van een bos, vlak bij een beek. De naam is evenals van dat van het ensemble afkomstig van de meer naar het noorden gelegen plaats Quélarn.

Door zijn locatie is deze menhir moeilijk te bereiken. Hij ligt namelijk afgelegen, er zijn geen wandelpaden naar toe en door de bescheiden hoogte van 2 meter en de vegetatie er omheen nauwelijks zichtbaar. Hij  wordt daarom ook niet altijd vermeld en staat vaak niet op kaarten.

De menhir staat precies op de grens tussen Treffiagat en Plobannalec, onderdeel van een wal die die grens markeert.

Dolmen de Tronval

De dolmen van Tronval staat ongeveer honderd meter ten zuidoosten van het megalithische complex van Quélarn. Hij is bereikbaar via een pad vanaf de weg van Quélarn naar een kleine open plek in het bos.

Dolmen de Tronval à Plobannalec-Lesconil door Liberliger

Armand René du Châtellier was de eerste die een beschrijving gaf van de plaats. Toen waren er nog twee grote dolmens. Tegenwoordig is er nog maar een.

De dolmen lijkt uit twee kamers te hebben bestaan, waarvan er een volledig is ingestort. Het was dus van een type dat vooral in het zuiden van Bretagne voor komt.

Dolmen de Tronval à Plobannalec-Lesconil

Meer dolmens

Pal ten zuiden van Plobannalec liggen meerdere dolmens in de omgeving van het sportcentrum van Plobannalec. Het zijn:

  • De dolmens de Kerfeuns: twee waarschijnlijk gecompartimenteerde dolmens.Eentje is volledig geruïneerd.
  • Dolmen de Kervignon: niet aangegeven, maar gelegen dichtbij de sportvelden en het pad naar de dolmens van Kervadol. Drie staande stenen en een deksteen.
  • Dolmens van Kervadol: tegenwoordig zijn er nog twee dolmens over, een overdekte, de ander ingestort.

Tijdens zijn bezoek aan de site rond 1880 waren er volgens Paul du Châtellier nog twee groepen megalieten. Een eerste groep bestond uit ‘een dolmen of een allée couverte en een reeks zogenaamde openluchtkamers. Deze waren allemaal opgenomen in een tumulus met een diameter van 30 meter’. Deze megalieten waren reeds in pvervallen staat en worden in 1922 bij het classificeren niet meer genoemd.

Les deux dolmens de Kervadol, vue depuis l'est

Les deux dolmens de Kervadol, vue depuis l’est door Liberliger

De tweede groep “bestaat uit twee dolmens op 9 meter afstand van elkaar, waaromheen zich een aantal openluchtkamers bevonden, opgenomen in een tumulus met een diameter van 24 meter, gemaakt met aarde en kleine stenen”. De twee dolmens zijn zuid/noord georiënteerd en hun bouw is hetzelfde. Ze bestaan uit een kamer met aan de oostkant een  zijkamer.

Du Châtellier maakt ook nog melding van een ronde heuvel van 6 m in diameter en 0,70 m hoog. Bovenop deze heuvel stond een kleine steen (0,90 m hoog), opgericht in de vorm van een menhir. Deze heeft hij uitgegraven. Het bleek te gaan om een ​​heuvel (geheel van aarde) die een crematiekuil bedekte (1,75 m lang, 0,60 m breed en 0,45 m diep). De bodem was bedekt door een laag as gemengd met houtskool.

Plomeur

Chapelle de Notre-Dame-de-Tréminou

Volgens een vaak geopperde theorie betekent de naam Tréminou “het bestand van Saint Menou”. Volgens Robert Gouzien is deze hypothese onjuist: de plaats Tréminou zou in het Bretons “boerderij waar hennep wordt opgeslagen” betekenen. Hennep zorgde naast vlas in de middeleeuwen voor economische welvaart  in Cap Caval (het huidige Pays Bigouden).

Chapelle Notre-Dame-de-Tréminou (Plomeur)

Chapelle Notre-Dame-de-Tréminou (Plomeur)

De kerk werd in de 13e eeuw gebouwd. In de 14e en 16e eeuw vonden er restauraties plaats. Het middelste raam dateert uit de 16e eeuw. Binnen staan veelkleurige houten beelden uit de 16e en 17e eeuw en een gebeeldhouwde zandstenen beelden.

De Notre-Dame de Treminou, op 2 km van het centrum van Pont-l’Abbé, was een van de belangrijkste locaties van de opstand van de Bonnets Rouges. Hier verzamelden zich vertegenwoordigers van de veertien opstandige parochies van Cornouaille. Op 2 juli 1675 werd vanaf de preekstoel buiten de Boerencode afgekondigd.

Les Bonnets Rouges door Alain Marcon (1975) – musée d’art et d’histoire de Saint-Brieuc

Volgens de legende zou een van de leiders van de rebellen, Torreben, tijdens deze bijeenkomst de schat die hij had verzameld om de opstand te steunen, in de buurt van de kerk hebben verstopt. Hij werd vermoord en de schat, waarvan alleen hij het geheim kende, ligt er nog begraven. De ouderen vertellen dat er op Palmzondag een licht verschijnt boven de plek waar de schat begraven is. Wie dan snel genoeg op deze plek kon graven, zolang als het evangelie van Palmzondag duurde, zou de schat vinden en er de gelukkige eigenaar van worden.

Les Bonnets Rouges door Alain Marcon (1975)

In het westen, op 150 meter van de kerk, in een talud, zou volgens Wikipedia een stele staan, die later gekerstend is, maar ik heb er geen verdere informatie over kunnen vinden.  en getuigt van de oude Keltische cultus op deze plek  
De bron van Tréminou is er nog wel en ligt wat verder weg, zo’n 500 meter naar het zuiden.

De pardon wordt gevierd op de 4e zondag van september. De kerk is van binnen te bezichtigen in de maanden juli en augustus.

Plonéour-Lanvern

Chapelle Notre-Dame de Languivoa

De kerk van Languivoa werd aan het einde van de 13e eeuw gebouwd. Het is een voorbeeld van de bouwstijl van de Pont-Croix School. De kerk heeft sinds de veertiende eeuw schade geleden als gevolg van de successieoorlogen van het hertogdom Bretagne. Zij werd in de 17e eeuw uitgebreid en gerenoveerd, onder invloed van het classicisme.

Plonéour-Lanvern - la chapelle de Languivoa vue du sud

Plonéour-Lanvern – la chapelle de Languivoa vue du sud door Moreau.henri

De kerk van Languivoa is een van de zes kerken waarvan de klokkentoren werd onthoofd tijdens de repressie door de hertog van Chaulnes, gouverneur van Bretagne, in zijn actie tegen de Bonnets Rouges.

Hier bevindt zich een van de oudste standbeelden van Cornouaille. Deze dateert uit de late 13e eeuw en is gemaakt van veelkleurig albast. Het beeldt Onze-Lieve-Vrouw van Languivoa uit als een zogende maagd.
De drie beuken met hun zeer fraaie arcaden zijn opmerkelijk. De pilaren, gevormd door bundels zuilen, de zeer zorgvuldige kapitelen, de dubbele archivoltbogen, waarvan sommige spitsboogvormig zijn, vormen een geheel dat een waar kunstwerk vormt.

De legende van Languivoa
Een heel mooi meisje in haar prachtige kasteel werd ernstig ziek. Haar titel, noch haar immense rijkdom, noch de zorg waarmee ze werd omringd, konden haar redden. Ze kwijnde langzaam weg en in de stilte van de nacht kon je de bellen van de wagen van Ankou die haar kwam zoeken, al horen.

Vierge allaitant dans la Chapelle de Languivoa door DamTESC

Uiteindelijk zocht ze haar toevlucht bij de Heilige Maagd. Ze beloofde dat als ze genas, ze een kerk voor haar zou bouwen waar alle vrouwen van het land, die hetzelfde was overkomen.

De jonge vrouw werd genezen en Jezus stuurde twee prachtige witte ossen naar de aarde om te helpen met de bouw. Ze werkten de hele dag door en droegen de stenen van het kasteel naar de plek waar de kerk staat. Toen het nacht werd, verdwenen ze zonder dat iemand wist waarheen of hoe. Maar de volgende ochtend werden ze terug gevonden bij de menhir die daarom de “steen van de koeien” wordt genoemd. En toen de kerk klaar was, kreeg zij twee gouden klokken.

Vierge allaitant dans la Chapelle de Languivoa

Tijdens de Franse Revolutie werd het bevel gegeven om deze twee klokken te smelten, maar de boerenjongens groeven een gat en verstopten hierin de twee klokken. Twaalf dagen en twaalf nachten lang waren de revolutionairen al gravend hiernaar op zoek, en de Duivel met hen, maar de gouden klokken vonden ze niet.

Herstel
In 1950 was de kerk vervallen. Tot 1940 werden er nog missen opgedragen met name op de hoogtijdagen van Maria. Maar nu was de kerk overgeleverd aan de elementen en takelde zienderogen af. Het dorp Langoui was niet in staat de kerk te onderhouden. Er bestonden zelfs al oudere plannen om de kerk te verplaatsen naar Pont-l’Abbé.
Denis Ménardeau, een leraar in Nantes, raakte er in de zomer van 1967 door de kerk gefascineerd en redde het monument samen met zijn leerlingen. Jaar na jaar, tijdens de zomervakanties gingen ze aan het werk en redden de kerk van de ondergang.
In 1983 besluit de provincie Finistère en de gemeente Plonéour-Lanvern tot de volledige restauratie van de kerk. Na bijna een jaar werd deze restauratie voltooid.

Plaats een reactie